rick filosofeert

elitair, elegant, arrogant, sinds 14 mei 1977

Il Giorno dopo

Ze liepen wat onwennig door het Olympisch Stadion.

De een dacht terug aan de bevallige Sjoukje Dijkstra die hij in zijn
jeugd hier had zien schaatsen.
De ander keek wat nerveus om zich heen, een televisie zoekend.
Niet leek er aan te herinneren dat ze zich de dag tevoren de longen
uit hun lijf hadden gefietst.
Toen hadden ze geluk gehad, toen ze ,samen met al die anderen,
de Passo Giau, de Valporela en de Falzarego hadden bedwongen.
Toen scheen de zon.
Vandaag zouden ze niet zoveel geluk hebben.
Regen en Autolak stonden het geluk in de weg.
De pasta schonk wel troost.

(Cortina, 10 juli 2000)


De Uilen

Het reisgezelschap keek wat wantrouwend om zich heen.
Zou het nu weer gaan regenen?
Toen de regen even minderde bood Pluvius hun de kans,
de tent in een razend tempo gecoördineerd af te breken.
Waren ze die middag ook maar zo gecoördineerd geweest.
Nadat ze in het dorp van de piraat waren aangekomen,
probeerden ze de tent te drogen; een scheur was het gevolg.
Toch konden ze nu weer rustig ademhalen.
De hemel trok open en de eerste sterren verschenen aan het firmament.
Toen 'topper' belde konden ze hem dan ook vertellen,
dat het allemaal goed zou komen.
De uilen durfden zelfs te voorschijn te komen om met hun grote ogen,
te zien hoe de mensen zich laafden aan wijn en kaas.


(Cesenatico, 12 juli 2000)



Van Gogh

De vrouw zal tegen de 50 zijn geweest.
Al jaren geblondeerd.  Ze wist zelfs niet meer wanneer zij begonnen was of wat haar natuurlijke haarkleur was.
Er was iemand naast haar komen zitten. Hij las de Corriere di Cesena.
Ze begon mee te lezen en maakte een opmerking over wat ze las.
Hij reageerde in het Italiaans, maar leek niet van hier.
De hele bank begon zich er mee te bemoeien.
De jongen kwam uit het land van Van Gogh en daar wisten de andere dames, moeder en dochter, ook wel wat over.
Zo kwebbelden ze door.
Ze verwonderden zich nog steeds over de jeugd van tegenwoordig.
Sommigen leken geen doel te hebben; Dit was wel een aardige jongen
Hij ging trouwens al weer weg.
Ze gaf hem twee zoenen en keek hem na, terwijl hij over de kasseien wegfietste.
Ze zag zijn Pantani-bandana nog net om de hoek verdwijnen.


(Cesenatico, 12 juli 2000)

Papa

De man keek tevreden om zich heen.
Zijn tafel werd meteen voor hem gedekt.
Hij was immers de eigenaar.



De zaak was gevuld met klanten.
Hij zou dan ook weer vele piadine verkopen.
Zijn zoon zou bovendien zeker de volgende dag winnen ,
op die winderige berg.
Rick nam een hapje van zijn piadina en knikte naar de man.
Die knikte terug.
De volgende dag keek Rick de etappe naar de Mont Ventoux,
aan het strand van Cesenatico.
Pantani won.
Dus papa zou ook de volgende dag,
tevreden in zijn restaurantje kunnen zitten.


(Cesenatico, 13 juli 2000)

Tineke

Een huis-, tuin- en keuken naam eigenlijk.
Zelf was ze wat specialer.
Rick zag haar praten met zijn buurman. Hij mengde zich even in het gesprek.
Toen ging hij dansen, met een Poolse blondine.
Ze brachten de dansvloer in vervoering.
Toen werden de Polen weggeroepen door hun secretaris-generaal.
Rick keek om zich heen, en zag haar weer staan.
In een hoekje, dansend, alleen voor zichzelf.
Britney klonk uit de luidsprekers.
Tineke keek hem uitdagend aan.
Hun lijven bewogen al snel in hetzelfde ritme.
De chemie bracht hun nader tot elkaar.
Ze verkenden elkaar zoals een vis een nieuwe kom onderzoekt,
Vrij, Dartelend, in een nieuwe speelruimte,
Rick miste de bus, maar dat vond hij al niet meer erg.
Met haar liep hij lachend door de plassen.
Veel later lag hij pas in zijn bedje, verhalend over de dagen en nachten.

(Riccione, 17 juli 2000)


Twee Zussen

Ze stonden tegenover elkaar die avond.
De ene, de hand van haar Jasper vasthoudend.
De ander, een beetje geirriteerd door het ontbreken
van een hand om vast te houden.
Het was zo anders geweest, aan het begin van de vakantie.
Toen ze die Amsterdammers voor het eerst tegenkwamen.
Jasper was wel goedgekeurd.
Hun vriendinnen vonden hem zelfs een lekker ding.
Hanneke had natuurlijk te veel tijd aan hem gegeven.
Maar het zou allemaal weer goed komen.
Zoals het altijd weer goed komt tussen zussen.
Ook als ze uit Overijssel komen.

Riccione, 20 juli 2000)

De Lerares

Ze moest al die jongens niet.
Of ze nu uit Borne kwamen, of ergens anders vandaan.
Ze ging voor de onbereikbare man.
Ze verklaarde haar liefde aan een Ier.
Maar of die wilde?
Als haar leerlingen haar toch eens zagen.
Maar dat was nu niet zo belangrijk.
Ze was met belangrijkere dingen bezig.
Had ze zich toch te hoge eisen opgelegd?
Ze wist het niet.
Maar toen Rick net thuis was,
belde ze hem maar eens.


(Amsterdam, 30 juli 2000)

Pauline

Haar stem bereikte ons voor het eerst vrijdagavond.
Het gezicht dat bij die hese klanken hoorde,  zagen we een dag later.
Ze was besproet, en haar haar werd steeds een beetje blonder.
Pauline, want zo heette ze, was mee met een grote groep.
Maar ze leek zich ook bij ons thuis te voelen.
Ze kwam bij ons zitten, en werd steeds scherper.
Toch zou ze trouw blijven.
Aan haar principes en haar Anton.
Maar dat begrepen we wel.
Rick en Jasper zouden zonder haar verder moeten.
Ze keken haar blauwe rokje nog een keer na.
Hendrik-Ido-ambacht kon al weer bijna glimlachen.


(Riccione, 20 juli 2000)

Telepass

De man dacht aan zijn vrouw in Pesaro.
Hij bracht zijn hand bijna gedachtenloos naar buiten.
De jongens hadden hem tweeduizend lire gegeven.
Zijn vrouw was de laatste tijd wat dikker geworden.
En of zijn voetbalclub dit jaar wat zou doen?
Hij wist het niet.
De blonde Cinquecento-bezitters keken al wat ongedurig.
Hij vond zijn baantje ineens niet meer leuk.
De tolpoorten waren niet meer wat ze geweest waren.
Maar hij zou ze terugpakken.
Hij gaf die Hollanders alleen maar kleingeld terug.
Daar klaarde zijn gezicht van op.
Zeker toen hij dacht aan dat schatje dat net voorbij gereden was.
Hij glimlachte en er kon zelfs weer een 'arrivederci' van af.


(Sant? Arcangelo, 22 juli 2000)

De Grote Beer

Ze hadden lekker gegeten en waren een beetje aan het uitbuiiken.
e keken wat voor zich uit, waar iets eerder de zon was onder gegaan.
Ze zagen rijen witte caravans, maar daar ging het niet om.
Boven de bergen van de Marken waren duizenden lichtpuntjes verschenen.
En daar, naast de verlichte berg, stond hij.
Hij keek op ze neer.
Hij zag Sabine lief lachen en Rainier nog wat aftershave opspuiten.
En sommigen van die mensen vonden hem op een steelpannetje lijken.
Hij gromde wat.
Laat ze eerst maar afwassen, dat zal ze leren.
Tevreden keek hij even later toen theedoeken kwijtraakten
en sommigen rilden van de kou.
Toch was hij ze niet ongunstig gezind,
Er kwam nog een mooie Sangiovese op tafel.
En hij geleidde met zijn licht de jongens over de donkere wegen naar huis.

(Sant? Arcangelo, 22 juli 2000)


De terugkeer

Een gespannen gevoel maakte zich van hem meester.
Hij zat een beetje opgevouwen in de Volvo.
Langzaam begon hij zich thuis te voelen.
Hij zou terugkeren naar de stad.
De stad die hij misschien nooit echt verlaten had.
Hij keek rond met de arrogantie die de inwoners eigen is.
Zich wat verheven voelend, maar toch tussen de toeristen.
Met zijn reisgenoten liep hij langs Pantheon en Fontein.
Met zijn vrienden dook hij de kroeg in, denkend aan vroeger tijden.
Zo baadde hij zich in het verleden en kon weer verder in het heden.
En nam hij weer afscheid van de eeuwige stad.
Maar die was er zeker van dat Rick wel weer zou terugkeren.


(Sant? Arcangelo, 26 juli 2000)

De keuken.

Soms leek de middag van de Karthausjes uit een ding te bestaan.

Vader Remco trok de regie naar zich toe,
Alles balancerend op de weinige vuren die de caravan hem bood.
Dochter Sabine, terwijl ze haar lokken af en toe corrigeerde,
ze zuiverde en prakte, in haar blauwe speelpakje.
Ze wisten dat het de moeite waard zou zijn.
Drie, vier, zes gangen, de hele avond werd ermee gevuld.
Omstanders verbaasden zich terwijl ze hun eigen prakje verorberden.
Aan het culinaire feest dat zich avond aan avond voltrok,
waren zij nog niet toe.
Of de Tijkottetjes en die Rick dat wel waren wisten ze niet.
Maar ze zorgden wel voor gezelligheid.
Bovendien, zo waren er meer mensen voor de afwas.


(Sant? Arcangelo, 26 juli 2000)


Cinquecento

Hij was wit.
En hij was dapper.
Terwijl hij zich tussen de grote Duitsers over de Brenner worstelde.
Hij was gewend in de stad te rijden.
Hoewel stad, in Italië voelde hij zich meer thuis.
Nu zou hij die studenten naar huis brengen.
Die waren lief voor hem geweest.
Ze poetsen hem, toen die uilen hem vies hadden gemaakt.
Ze gaven hem te eten.
Nee, hij had niet te klagen.
Tevreden snorde zijn motortje,
hoewel hij het af en toe wel moeilijk had.
Op de Fernpass en in de Chianti.
Maar toen hij de Klaverstraat binnenreed, werd hij toch weemoedig;
Het grote avontuur was afgelopen.

(Amsterdam, 30 juli 2000)